Kan een holding die intragroepsdiensten levert nog steeds een familiale vennootschap zijn?
In het domein van de erf- en schenkbelasting is er een gunstregime voor de overdracht van familiale vennootschappen voorzien. In een recent arrest van 1 oktober 2024 van het hof van beroep in Gent stond de toepassing van dit gunstregime op een holding die intragroepsdiensten levert, centraal. Hieronder bespreken we kort en bondig het arrest en de relevantie ervan in de praktijk.
Het gunstregime voor familiale vennootschappen
In de erf- en schenkbelasting bestaat er een gunstregime voor de overdracht van familiale vennootschappen. De aandelen van een familiale vennootschap kunnen aan een lager tarief in de erfbelasting worden vererfd of zelfs met een vrijstelling van schenkbelasting worden geschonken. Een uitgebreide herhaling van de voorwaarden van dit gunstregime valt buiten het bestek van dit artikel.
Kort samengevat zijn er vier voorwaarden die vervuld moeten zijn:
- De zetelvoorwaarde: de zetel van werkelijke leiding moet zich in de Europese Economische Ruimte bevinden;
- De participatievoorwaarde: de familie van de schenker of erflater dient een bepaald percentage van de aandelen met stemrechten te hebben;
- De handelsactiviteitsvoorwaarde: de vennootschap moet de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts-, of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot voorwerp hebben en deze daadwerkelijk uitvoeren;
- De vennootschap moet een reële economische activiteit hebben.
De laatste twee voorwaarden, de 'handelsactiviteitsvoorwaarde' en de 'economische activiteit voorwaarde', zorgen in de praktijk en in de rechtspraak voor het meeste ophef en discussie. In het arrest van 1 oktober 2024 kwam de vraag naar voren of een holding die intragroepsdiensten verleent aan haar dochtervennootschappen voldoet aan deze gestelde activiteitsvoorwaarden. Hoewel de belastingplichtige in deze specifieke zaak in het ongelijk werd gesteld, biedt het hof een duidelijke en grondige analyse die mogelijk relevant is voor andere belastingplichtigen in vergelijkbare situaties.
Het arrest van het hof van beroep in Gent van 1 oktober 2024
Naar aanleiding een overlijden op 18 april 2020 erven de echtgenoot en kinderen de aandelen van een holdingvennootschap. De erfgenamen zijn van mening dat deze vennootschap een actieve holding is die intragroepsdiensten levert aan haar dochtervennootschappen en op basis daarvan kwalificeert als een familiale vennootschap. Ter ondersteuning van hun visie, leveren ze hiervoor de volgende bewijsstukken aan [1]:
- Twee dienstverleningsovereenkomsten tussen de holdingvennootschap en haar directe dochtervennootschappen.
- Een jaarfactuur gericht aan een dochtervennootschap op 1 juni 2020, betreffende de prestaties geleverd in 2020 met vermelding van beheer vastgoed, contracten, onderhoudsbeheer, contractonderhoud en onderhoudsplanningen.
- Acht maandfacturen van januari tot augustus 2020 gericht aan een dochtervennootschap, met vermelding van projectontwikkeling, administratie, finance en control, personeelsbeheer, bouwbeheer, inkoop- en verkoopbeheer.
- De tewerkstelling van een personeelslid in een dochtervennootschap.
- De jaarrekeningen van de holding betreffende de boekjaren 2017, 2018 en 2019.
Volgens het hof van beroep overtuigen deze bewijsstukken echter niet. De dienstverleningsovereenkomsten en facturen zijn te vaag en algemeen omschreven, en er ontbreekt een gedetailleerde beschrijving van de geleverde diensten. Bovendien is het volgens het hof opvallend dat al deze overeenkomsten en facturen dateren vanaf of na 1 januari 2020, terwijl de erflater op 18 april 2020 is overleden.
Het hof concludeert dat de belastingplichtigen niet hebben aangetoond dat de holding daadwerkelijk diensten levert aan haar dochtervennootschappen. Er is niet voldaan aan de voorwaarde van een handelsactiviteit noch van een reële economische activiteit. De belastingplichtigen tonen daardoor niet aan dat zij recht hebben op de toepassing van het gunstregime voor familiale vennootschappen en worden in het ongelijk gesteld.
[1] Er wordt in dit artikel abstractie gemaakt van de volgende 2 bewijsstukken, omdat dit buiten het bestek van dit artikel valt: 1) De administratieve beslissing na bezwaar van 2 april 2021, waarin VLABEL een buitengerechtelijke bekentenis zou hebben afgelegd betreffende de dienstverlening; 2) Een voorafgaand (negatief) attest van 12 december 2018 vanwege de Vlaamse Belastingdienst betreffende de vrijstelling van schenkbelasting voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen, waarin het vakje van een reële economische activiteit was aangevinkt.
Wat nu met holdings die intragroepsdiensten leveren?
Kan een holding die intragroepsdiensten levert aan haar dochtervennootschappen nog geschonken of vererfd worden onder het gunstregime van familiale vennootschappen? Zeker wel. Het hof bevestigt namelijk uitdrukkelijk dat een holding die intragroepsdiensten levert aan haar dochtervennootschappen een familiale vennootschap met een handelsactiviteit en reële economische activiteit kan zijn. Dit is in overeenstemming met het decreet. De Vlaamse Belastingdienst bevestigt dit overigens zelf in zijn Omzendbrief 2015/2, waarin wordt gesteld: “Intragroepsdiensten die worden uitgevoerd door een holding voor haar onderliggende (dochter)vennootschappen kunnen voldoende zijn om te kwalificeren als een nijverheids- of handelsactiviteit. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de holding zich bezighoudt met de boekhouding of het personeelsbeheer van de dochtervennootschappen. Het louter verstrekken van waarborgen of zekerheden aan verbonden vennootschappen geldt echter niet als een nijverheids- of handelsactiviteit.”
Een andere redenering zou o.i. onwettelijk en onlogisch zijn. Het is namelijk economisch gezien vaak een logische keuze om sommige activiteiten zoals boekhouding, administratie en personeelsbeheer op het niveau van de topholding te organiseren. Als u voor de aandelen van een dergelijke actieve holding gebruik wilt maken van dit gunstregime, zult u echter wel moeten aantonen wat precies deze activiteiten zijn. Het hof is streng en verduidelijkt dat de bewijslast bij de belastingplichtige rust.
Als u dus beroep wilt doen op het gunstregime voor uw actieve holding, zal uw dossier dan ook in orde moeten zijn. Het volstaat niet om een dienstverleningsovereenkomst en enkele vaag omschreven facturen aan te leveren. Ook is het hof van beroep niet mild als het de indruk heeft dat u nog snel de situatie heeft proberen te regulariseren door laattijdig enkele (jaar)facturen van de holding- naar de dochtervennootschap op te maken.
Conclusie
Een actieve holding, die intragroepsdiensten levert aan een of meerdere dochtervennootschappen, kan in de schenk- of erfbelasting dus nog steeds kwalificeren als een familiale vennootschap. Daar is geen enkele twijfel over. De bewijslast ligt wel duidelijk bij de belastingplichtige die beroep wenst te doen op het gunstregime. Er moet dan ook aangetoond worden of en welke diensten de holding levert aan de dochtervennootschappen. Het is dus niet voldoende om algemeen omschreven stukken bij te brengen. Het dossier van de belastingplichtige en de vennootschappen dient sluitend te zijn. Ten slotte heeft de decreetgever al aangekondigd dat dit gunstregime voor familiale vennootschappen zal wijzigen. Het is dus nog maar de vraag of actieve holdings ook in de toekomst nog steeds overgedragen kunnen worden onder het gunstregime.
Heeft u vragen of bijstand nodig over het gunstregime voor familiale vennootschappen? Onze experts staan u graag bij in zowel de fase van advisering als een mogelijke administratieve of gerechtelijke procedure.

