In een recente voorafgaande beslissing (VB 25032 dd. 14 juli 2025) heeft de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) opnieuw kritisch gekeken naar de maatschap als instrument voor vermogens- en successieplanning. Volgens VLABEL is er sprake van “te veel” controle bij de schenkers wanneer zij via de maatschap nog te veel macht behouden, zelfs als de kinderen formeel mee besturen en meebeslissen. VLABEL beschouwt zulke schenkingen als fictieve legaten die pas bij overlijden effectief toekomen aan de kinderen. Maar is die visie wel terecht?
Waarover ging het?
In 2020 richtten de ouders een maatschap op waarin ze een geldsom en alle aandelen van hun BV inbrachten. Kort daarna schonken ze vrijwel alle aandelen van de maatschap in blote eigendom aan hun twee kinderen, met voorbehoud van vruchtgebruik. Daarnaast bezaten de kinderen elk één aandeel in volle eigendom.
In 2024 brachten de ouders extra aandelen in hun BV in, waarvoor ze nieuwe aandelen ontvingen. De BV kende daardoor opnieuw twee aandeelhouders: de maatschap en de ouders zelf. Om het aandelenbezit te centraliseren, wilden de ouders deze nieuwe aandelen ook in de maatschap onderbrengen, zonder uitgifte van nieuwe maatschapsaandelen. De waardestijging van de bestaande maatschapsaandelen, die voornamelijk de kinderen ten goede kwam, werd daarbij als een onrechtstreekse schenking beschouwd. Om zekerheid te verkrijgen over de fiscale behandeling hiervan, dienden de partijen een aanvraag tot voorafgaande beslissing in bij VLABEL.
VLABEL oordeelt: fiscaal misbruik
Ondanks de uitvoerige argumentatie en de duidelijke wens om het aandelenbezit te centraliseren, besloot VLABEL dat de partijen handelden met het doorslaggevende oogmerk om erfbelasting te vermijden. Volgens de administratie behielden de ouders “quasi-totaal en levenslang” de controle via de maatschap, wat in strijd zou zijn met de doelstelling van de wet. VLABEL beschouwde de transactie daarom als fiscaal misbruik en stelde de schenking gelijk met een schenking onder opschortende voorwaarde van overlijden. Daardoor zou de schenking aan erfbelasting onderworpen zijn op grond van het fictieartikel 2.7.1.0.3., 3° VCF.
Hoewel deze redenering aansluit bij eerdere beslissingen, ontbreekt volgens ons een duidelijke lijn in de rechtspraak en praktijk van VLABEL.
Wanneer is er volgens VLABEL sprake van ‘te veel’ controle?
Uit de feiten blijkt dat de kinderen in deze zaak wel degelijk belangrijke rechten hadden: zowel indirect via het college van zaakvoerders als rechtstreeks via de algemene vergadering.
De ouders waren als zaakvoerders verplicht rekenschap af te leggen aan de algemene vergadering. Bovendien was unanieme goedkeuring (dus ook die van de kinderen) vereist voor zwaarwichtige beslissingen, zoals:
- het toekennen van leningen of voorschotten aan derden
- het aangaan van leningen voor participaties
- beslissingen over herstructureringen of verkoop van aandelen
- afsluiten of beheren van levens- of beleggingsverzekeringen
- aangaan van pand- of borgovereenkomsten
Daarnaast waren de kinderen statutair betrokken bij beslissingen met grote impact op het maatschapsvermogen, zoals:
- overdracht van maatschapsaandelen (anders dan vrije overdracht)
- bijkomende inbrengen
- afwijkingen over resultaatsbestemming
- statutenwijzigingen
De kinderen beschikten dus over substantiële bevoegdheden om hun rechten te beschermen. VLABEL gaat hier echter aan voorbij en wijst vooral op drie elementen:
- de duur van de maatschap, die onrechtstreeks gekoppeld is aan het leven van de ouders
- de aanduiding van de ouders als levenslange zaakvoerders
- het feit dat de kinderen enkel bij “wezenlijke beslissingen” inspraak hadden
Volgens VLABEL verhindert dit de kinderen om de geschonken vermogensbestanddelen in het economische verkeer te brengen, wat volgens de administratie de bedoeling was van de wetgever bij de verlaging van de schenkbelasting in 2004. Enkel een doorslaggevende stem voor de kinderen zou volgens VLABEL volstaan om het controlevoorbehoud te neutraliseren.
Kritische kanttekeningen
De redenering van VLABEL verdient nuancering. Het zou verkeerd zijn te concluderen dat de maatschap niet langer bruikbaar is als controlevehikel bij schenkingen. Het standpunt van VLABEL lijkt vooral strenger te worden, maar mist duidelijkheid.
In eerdere beslissingen volstond het dat kinderen een vetorecht hadden op de algemene vergadering bij bepaalde beslissingen. In dit geval acht VLABEL dat onvoldoende en eist zij een doorslaggevende stem. Die verschuiving roept vragen op over de voorspelbaarheid van het beleid.
Bovendien staat vast dat de schenking van maatschapsaandelen een onmiddellijke en definitieve eigendomsoverdracht bewerkstelligt. De kinderen oefenen hun rechten uit zoals statutair bepaald, wat ook door de rechtspraak is bevestigd. Het argument dat zij de geschonken aandelen “niet in het economisch verkeer kunnen brengen” is weinig overtuigend.
Ook de verwerping van het niet-fiscale motief – de wens om alle aandelen van de BV onder één beheer te brengen – lijkt onterecht. VLABEL stelt dat dit doel evengoed zonder maatschap had kunnen worden bereikt. Dat is echter een opportuniteitsoordeel dat volgens ons niet aan de administratie toekomt.
Besluit
Het blijft voorlopig onduidelijk waar VLABEL de grens trekt tussen een aanvaardbaar controlevoorbehoud en een te verregaand voorbehoud dat leidt tot fiscaal misbruik in de zin van artikel 2.7.1.0.3., 3° VCF. Wij verwachten bovendien dat de recente strenge houding van VLABEL niet stand zal houden bij rechterlijke toetsing.
Daarom zijn wij ervan overtuigd dat de maatschap ook vandaag nog steeds een performant instrument blijft binnen een doordachte vermogens- en successieplanning. Uiteraard volgen wij deze evoluties nauwgezet voor u op.


