Ook belastingverhogingen uit het verleden (eerste overtreding te goeder trouw) vatbaar voor ontheffing
De programmawet van 18 juli 2025 voorziet dat belastingplichtigen die te goeder trouw een eerste fiscale overtreding begaan voortaan geen belastingverhoging meer riskeren in de inkomstenbelasting (nieuw artikel 444, lid 3 WIB92). Deze nieuwe regeling geldt volgens de programmawet voor aanslagen die gevestigd worden vanaf 29 juli 2025.
De nieuwe regeling voorziet dat de goede trouw van een belastingplichtige wordt vermoed. De fiscus moet, als zij toch een belastingverhoging wil opleggen bij een eerste overtreding, de afwezigheid van goede trouw bij een belastingplichtige bewijzen (tenzij er sprake is van een aanslag van ambtswege, dan vervalt het vermoeden van goede trouw; bv. bij een laattijdige aangifte). Er is sprake van een eerste overtreding als er geen overtreding werd vastgesteld bij de belastingplichtige in de vier voorgaande aanslagjaren.
De programmawet maakt in de praktijk een onderscheid tussen twee categorieën belastingplichtigen:
- belastingplichtigen die een eerste overtreding te goeder trouw begingen en waarbij de aanslag werd gevestigd vóór 29 juli 2025: dan was wel een belastingverhoging mogelijk;
- belastingplichtigen die een eerste overtreding te goeder trouw begingen en waarbij de aanslag wordt gevestigd vanaf 29 juli 2025, dan is geen belastingverhoging meer mogelijk.
Het onderscheid dat de programmawet voorziet tussen aanslagen gevestigd vóór en vanaf 29 juli 2025 is vatbaar voor juridische kritiek: het fiscaal gelijkheidsbeginsel, de beginselen van behoorlijk bestuur, het beginsel van de retroactiviteit van de mindere strafwet, enzovoort.
Op 18 november 2025 heeft het hof van beroep van Gent een belangrijke uitspraak gedaan in dit kader (Gent, 18.11.2025, nr. 2024/AR/639).
Het hof van beroep heeft het beginsel van de retroactiviteit van de mildere strafwet toegepast op de programmawet. Dat beginsel houdt in dat wanneer de wetgever de sanctie voor een bepaalde inbreuk verlaagt, die mildere regeling onmiddellijk geldt voor alle lopende geschillen, zelfs wanneer de inbreuk zelf dateren van vóór de wetswijziging.
Aangezien de programmawet de sanctie voor een eerste overtreding door een belastingplichtige te goeder trouw mildert, door de mogelijkheid om een belastingverhoging op te leggen uit te sluiten, moet deze mildere regeling ook doorwerken naar hangende geschillen waarin eveneens sprake is van een eerste overtreding te goeder trouw. In de zaak die voor het hof van beroep kwam, werd de belastingverhoging van 10 procent die in 2020 was opgelegd dan ook kwijtgescholden, hoewel de aanslag waarin die verhoging vervat zat dateerde van vóór 29 juli 2025.
Het onderscheid dat de programmawet maakt tussen aanslagen gevestigd voorafgaand aan 29 juli 2025 en aanslagen gevestigd vanaf 29 juli 2025, wordt door het hof van beroep volledig buiten spel gezet.
Op basis van dit arrest van het hof van beroep kan in alle hangende geschillen waarbij er sprake is van (i) een eerste overtreding (ii) te goeder trouw, aanspraak gemaakt worden op een ontheffing van de belastingverhoging. Als de fiscus in het betrokken dossier ook toepassing heeft gemaakt van de aftrekbeperking in de vennootschapsbelasting (artikel 206/3 WIB92), dan heeft het verval van de belastingverhoging ook het verval van de aftrekbeperking tot gevolg…
Ten aanzien van aanslagen die nog vatbaar zijn voor een betwisting, via een administratief beroep (in principe 1 jaar vanaf de aanslag) of een gerechtelijke betwisting (in principe drie maanden vanaf de beslissing over het bezwaar), loont het de moeite om te verifiëren of er sprake was van een eerste overtreding te goeder trouw. In dergelijk geval kan de procedure gestart worden en het precedent van het hof van beroep van Gent ingeroepen worden, ter ontheffing van de belastingverhoging.

Heeft u vragen over dit onderwerp? Onze experts van Moore Law staan voor u klaar.

