Overslaan en naar de inhoud gaan
#Estate planning

Gunstregime voor familiale ondernemingen: tegenbewijs mag

zaterdag 08/02/2020

In een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Gent van 4 februari 2020 stelt de rechtbank, in een procedure met betrekking tot het gunstregime voor familiale vennootschappen, dat het bezit van privaat vastgoed het tegenbewijs van een reële economische activiteit heeft, niet in de weg staat.

De Vlaamse Belastingdienst weigerde het gunstregime toe te kennen omdat de vennootschap geen reële economische activiteit zou hebben, één van de drie voorwaarden voor de toepassing van de gunstregeling. De wet bevat immers een vermoeden dat er geen reële economische activiteit bestaat indien twee parameters in de jaarrekening cumulatief voldaan zijn. Concreet moeten de terreinen en gebouwen, balanspost 22, meer bedragen dan 50% van het actief en mogen de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen, balanspost 62, niet meer bedragen dan 1,5% van het totale actief.

Toch laat de wet ook toe om het tegenbewijs te leveren, dat de betrokken vennootschap wel degelijk een reële economische activiteit heeft. Het probleem is evenwel dat de Vlaamse Belastingdienst, via haar Omzendbrief 2015/2, stelt dat zij het tegenbewijs niet zal aanvaarden, indien ook privaat vastgoed in de vennootschap aanwezig is. Zij is immers van mening dat het nooit de bedoeling was van de wetgever om deze mee onder het gunsttarief te brengen. In het onderliggende geval was het inderdaad zo dat de vennootschap naast velden, loodsen en een winkel, ook een appartement en een woonhuis bezat.

Deze visie van de Vlaamse Belastingdienst leek in te gaan tegen de duidelijke wettekst, die hoe dan ook toelaat het tegenbewijs te leveren.

De rechtbank van eerste aanleg te Gent volgt nu deze visie. Zij oordeelt dat de belastingplichtige enkel het bewijs moet leveren van het bestaan van een reële economische activiteit, zelfs als de vennootschap ook onroerend vermogen beheert. In casu werd volgens de rechtbank het tegenbewijs geleverd aangezien de vennootschap een beenhouwerij uitbaat, de Omzendbrief werd buiten toepassing gelaten.

Het is nu afwachten op de reactie van de Vlaamse Belastingdienst.

Fréderic Stynen