Overslaan en naar de inhoud gaan
#Estate planning

Welke boekhouding moet uw maatschap voeren?

donderdag 31/10/2019

Het definitief CBN advies dat o.m. de boekhoudkundige verplichtingen van de maatschap behandelt, brengt slechts in beperkte mate nieuwe inzichten bij.

Het is immers (tot op heden) van cruciaal belang te weten wat er onder “omzet” wordt begrepen: een maatschap met een omzet over het laatste boekjaar van 500.000 euro of meer, exclusief BTW, is immers verplicht een dubbele boekhouding te voeren.

De CBN had met haar ontwerpadvies getracht enige duidelijkheid te scheppen omtrent de bepalingen “omzet” c.q. “andere dan niet-recurrente ontvangsten”, maar slaagde hier jammerlijk genoeg niet in, integendeel. Wij stelden vast dat ten gevolge het ontwerpadvies, de ontvangsten niet beperkt werden tot opbrengsten, meerwaarden of vruchten. Het toepassingsgebied was dus mogelijks groter dan initieel werd gedacht, hetgeen voor enige opschudding zorgde in hoofde van menig adviseurs.

CBN advies 2019/11

Uiteindelijk is de CBN op deze problematiek teruggekomen met haar definitief advies van 16 oktober 2019, waarin zij haar eerder ontwerp grotendeels bevestigt. Zodoende wordt met ontvangsten bedoeld: alle ontvangsten ongeacht of deze een opbrengst uitmaken in de zin van een boekhouding gevoerd volgens de regels van het dubbel boekhouden.

Wat zijn nu de gevolgen voor uw maatschap?

De uitgebreide definitie van “omzet” die door de CBN werd gehanteerd zorgde voor heel wat vragen in het kader van de werking van een familiale maatschap. Er zijn immers tal van “uitzonderlijke ontvangsten” te bedenken die o.i. niet als “omzet” kunnen kwalificeren. Denken we maar aan de terugbetaling van een lening, de verkoopprijs van de aandelen van het familiebedrijf, de ontvangst van een kapitaalsvermindering, enz. … Indien deze “ontvangsten” mee in aanmerking zouden moeten worden genomen voor de bepaling van de omzetgrens van 500.000 euro, zouden inderdaad heel wat maatschappen een dubbele boekhouding moeten voeren.
Opvallend is dat de CBN, specifiek wat betreft de (familiale) maatschap, in haar definitief advies toch een voorbeeld aanreikt waaruit we kunnen afleiden dat eerder uitzonderlijke ontvangsten als niet-recurrent moeten worden gezien en dus buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Het voorbeeld betreft volgende situatie:

Het vermogen van een maatschap bestaat uit een aandelenparticipatie en een bankrekening, de maatschap heeft geen schulden. De maatschap houdt deze aandelenparticipatie, die bestaat uit 9 procent van de aandelen van een naamloze vennootschap, reeds vele jaren ongewijzigd aan en ontvangt hieruit een jaarlijks dividend van 130.000 euro. Tijdens het boekjaar wordt opnieuw een dividend ontvangen van 130.000 euro, wordt een superdividend ontvangen van 400.000 euro en wordt vervolgens 1 procent van de aandelenparticipatie verkocht voor een bedrag van 300.000 euro. De bankrekening genereert tijdens het boekjaar een interest van 300 euro. Het bedrag van de andere dan niet-recurrente ontvangsten bedraagt in dit geval 130.300 euro.

Wij stellen vast dat recurrent aldus gelezen moet worden als herhaaldelijk of op regelmatige basis, in die zin dat de winstgevende handelingen c.q. activiteiten van de maatschap recurrent zijn (en dus in aanmerking moeten worden genomen voor het bepalen van de omzet), indien zij door de desbetreffende maatschap op regelmatige wijze worden gesteld. Ontvangsten ten gevolge van een regelmatige verkoop van aandelen (bv. via de beurs), worden bijgevolg geheel in aanmerking genomen ter bepaling van de omzet, ongeacht hun boekwaarde. Het eerder speculatief karakter, alsook het makkelijke aan-en verkoop procedé van dergelijke transacties op de beurs, doet eigenlijk al vermoeden dat ontvangsten hieruit recurrent zijn. Daarentegen, verkoopt de maatschap bij gelegenheid een (deel van) participatie in een werk- of holding vennootschap, dan zal dit niet leiden tot een “omzet” in hoofde van de maatschap. Dit alles natuurlijk op de voorwaarde dat de verkoop uitzonderlijk is, en geenszins regelmatig wordt gesteld.

Daarenboven verduidelijkt de CBN dat ontvangsten van de maatschap die omwille van hun eenmalig of uitzonderlijk karakter, niet meegenomen moeten worden in de bepaling van de omzet. Zo zal een superdividend dat wordt toegekend in één welbepaald boekjaar bijkomend aan het jaarlijkse gewone dividend door de vennootschap, niet meegenomen moeten worden in de beoordeling van de omzet van de maatschap. De CBN lijkt hiermee gehoor te hebben gegeven aan onze bemerkingen, door ons recent uiteengezet in het vaktijdschrift Accountancy Actualiteit (nr. 2019/13).

Tussendoor merken wij nog op dat de beoordeling van het herhaaldelijk karakter van de handeling een subjectieve oefening is en blijft, waarbij verschillende invalshoeken ter beoordeling denkbaar zijn.
Daarnaast blijft het ook, ondanks hogergenoemd voorbeeld, onduidelijk hoe breed het begrip “ontvangsten” reikt. De CBN beperkt haar voorbeeld door te stellen dat interesten op een bankrekening een ontvangst uitmaakt. Dit is evenwel niets nieuws, en was reeds lang onbetwist. Maar wat met de ontvangen meerwaarden of terugbetaling van kapitaal op een beleggingsportefeuille gehouden door de maatschap? Of interesten/dividenden die al werden toegekend, maar nog niet werden betaald? Zijn dit ontvangsten of niet? Dit is uit het betreffende advies van de CBN niet op te maken, en zal verder uit de toekomst moeten blijken.

Tot slot licht het advies nog kort de inwerkingtreding van deze wettelijke verplichting toe. Bestaande maatschappen, opgericht voor 1 november 2018, zijn onderworpen aan deze bepalingen vanaf het eerste volledig boekjaar dat aanvangt na 30 april 2019. Voor maatschappen waarvan het boekjaar gelijk loopt met een kalenderjaar wil dit dus zeggen dat de nieuwe regels van toepassing zijn voor het boekjaar 2020. Maatschappen opgericht na deze datum, zijn meteen aan deze bepalingen onderworpen, dus vanaf boekjaar 2019.

Conclusie

Het definitief CBN advies dat o.m. de boekhoudkundige verplichtingen van de maatschap behandelt, brengt slechts in beperkte mate nieuwe inzichten bij. De beoordeling van het recurrent karakter van een ontvangst blijft o.i. voor discussie vatbaar. Daarenboven blijft het voor de praktijk onduidelijk of welbepaalde inkomsten (cfr. terugbetaling kapitaal, behaalde meerwaarden) kunnen kwalificeren als ontvangsten. Zolang hieromtrent geen duidelijkheid wordt verschaft, lijkt een restrictieve interpretatie van het begrip ontvangsten gerechtvaardigd.

De gevolgen van de verplichting tot het voeren van een dubbele boekhouding voor de maatschappen met een omzet van 500.000 euro of meer blijven evenwel ongewijzigd: de tussenkomst van een professional zal haast niet meer uit te sluiten zijn. Vanzelfsprekend zal dit leiden tot een bijkomende kost in hoofde van de maatschap, hetgeen onoverkomelijk zal zijn.

En toch is er nog een toekomst voor de maatschap. Het feit dat de boekhouding van de maatschap evenwel in geen geval gepubliceerd moet worden, maakt de maatschap als instrument van de vermogensplanning voor velen zeer gewenst. De ruime statutaire vrijheid, het onderhands karakter alsook de (beperkte) wettelijke formaliteiten, blijft velen (terecht) overtuigen een maatschap aan te wenden in het kader van hun vermogens- en successieplanning.

Het Estate Planning Team van Moore Law volgt de boekhoudkundige verplichtingen van de maatschap verder nauwgezet op. Wenst u meer informatie omtrent deze gewijzigde verplichtingen, aarzelt u dan niet contact op te nemen met onze partners Estate Planning.

Neem contact op met één van onze advocaten

Peter Meeuwssen

Peter Meeuwssen

Partner - Advocaat

Contact
Robby Ackermans

Robby Ackermans

Partner - Advocaat

Contact
Dirk De Groot

Dirk De Groot

Partner - Advocaat

Contact