Overslaan en naar de inhoud gaan
#Moore Law #Commercial Law

Het nieuwe verbintenissenrecht:
de belangrijkste wijzigingen op een rij

vrijdag 17/03/2023
Het nieuwe verbintenissenrecht: belangrijkste wijzigingen wijzigingen in een notedop

Het oud Burgerlijk Wetboek stamde uit 1804 en was dan ook hopeloos verouderd. Het wetboek gaf geen antwoord meer op de evolutie en de noden van een moderne samenleving, was structureel onoverzichtelijk geworden en inhoudelijk onvolledig. Bovendien bracht de toegenomen discrepantie tussen het wetboek en het geldend verbintenissenrecht (zijnde een combinatie van het Burgerlijk Wetboek én de rechtspraak en rechtsleer) de rechtszekerheid in het gedrang. Om die rechtszekerheid te herstellen, was er nood aan een moderner wetboek.

De krachtlijnen van het nieuw verbintenissenrecht zijn terug te vinden in een nieuw evenwicht dat wordt gecreëerd, waarbij de wilsautonomie van partijen wordt vergroot, maar waarbij anderzijds ook de rol van de rechter, die de bescherming van de zwakke partij en het algemeen belang ter harte neemt, wordt versterkt.

De grootste meerwaarde aan het nieuwe boek 5 Verbintenissen is de codificatie van de rechtspraak, in het bijzonder die van het Hof van Cassatie, en de in de rechtsleer uitgewerkte leerstukken. Zo zijn er diverse algemene rechtsbeginselen in de wet gegoten en zijn er algemene begrippen in de wet ingevoerd.

Inwerkingtreding

Het nieuwe Boek 5 ‘Verbintenissen’ van het Burgerlijk Wetboek treedt in werking op 1 januari 2023 en is van toepassing op alle soorten contracten (C2C, B2C én B2B, maar ook contracten met overheden). Overeenkomsten die vóór 1 januari 2023 worden gesloten (met inbegrip van de addenda die na deze datum zijn overeengekomen) blijven onder de toepassing van het oude Burgerlijk Wetboek vallen, tenzij de partijen overeenkomen de bepalingen van het nieuwe Boek 5 toe te passen.

Belangrijkste wijzigingen

In een vorig artikel met betrekking tot het nieuwe verbintenissenrecht kwamen reeds een aantal relevante wetsaanpassingen aan bod. We zetten kort enkele van de voornaamste wijzigingen uiteen.

  • Uitgebreidere schadevergoeding bij het foutief afbreken van onderhandelingen

Voortaan is er een uitgebreidere schadevergoeding wanneer onderhandelingen in de precontractuele fase foutief worden afgebroken. Indien het rechtmatig vertrouwen is gewekt dat de overeenkomst zonder enige twijfel gesloten zou worden, kan een partij veroordeeld worden, niet alleen tot herstel van het negatieve (de gemaakte kosten), maar ook van het positieve contractbelang, namelijk het verlies van de verwachte netto-voordelen die uit de niet-gesloten overeenkomst zouden voortvloeien.

  • Elektronisch gesloten contracten en verzonden kennisgevingen

In Boek 5 van het nieuw Burgerlijk Wetboek wordt gepreciseerd dat de plaats van totstandkoming van een langs elektronische weg gesloten overeenkomst vermoed wordt de woonplaats van de aanbieder te zijn, behoudens andersluidend beding. Een kennisgeving langs elektronische weg verricht, bereikt de bestemmeling wanneer deze er kennis van neemt of redelijkerwijze kennis had van kunnen nemen voor zover dat, in de laatste hypothese, de bestemmeling voorafgaandelijk het gebruik heeft aanvaard van het elektronisch adres of van een ander elektronisch communicatiemiddel dat de persoon die de kennisgeving verricht, heeft aangewend.

  • Schadebedingen

Schadebedingen kunnen voortaan niet louter een forfaitair bedrag, maar ook een bepaalde prestatie als voorwerp hebben. Bovendien is een schadebeding niet langer te toetsen aan de hand van de potentiële schade die partijen bij het sluiten van het contract konden voorzien in geval van wanprestatie, maar moet worden nagegaan of het bedongen bedrag of de bedongen prestatie kennelijk onredelijk is, rekening houdend met de werkelijke schade en alle andere omstandigheden, inclusief de rechtmatige belangen van de schuldeiser.

  • Bevrijdingsbedingen

Door middel van bevrijdingsbedingen kunnen partijen afwijken van de vergoeding die zij verschuldigd zouden zijn bij een contractuele wanprestatie of hun aansprakelijkheid in geval van contractuele wanprestatie beperken. Een bevrijdingsbeding kan een partij bevrijden van een zware fout. Zware fouten zijn grove fouten die zonder intentioneel element worden begaan. Bevrijdingsbedingen kunnen partijen daarentegen niet bevrijden van een opzettelijke fout. De eigen fout mag immers niet tot voordeel strekken. Daarnaast mogen bevrijdingsbedingen de overeenkomst niet uithollen.

Nieuw is dat partijen zich niet kunnen bevrijden voor fouten die het leven of de fysieke integriteit van een persoon aantasten (vb. slagen en verwondingen). Ten tweede is het niet langer mogelijk om zich te bevrijden voor de aansprakelijkheid voor opzettelijke fouten van hulppersonen die men inschakelt voor de uitvoering van een contract. Tot slot genieten hulppersonen op wie een beroep wordt gedaan mee van de bescherming van het bevrijdingsbeding uit de hoofdovereenkomst. Om de geldigheid van het bevrijdingsbeding onder het nieuwe recht te garanderen, is een nazicht van de in de algemene voorwaarden opgenomen bevrijdingsbedingen dus aangewezen.

  • Prijsvermindering

Met de prijsvermindering wordt een nieuwe sanctie in het Burgerlijk Wetboek ingevoerd. Wanneer de wanprestatie niet ernstig genoeg is om de ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen, kan de partij die door de wanprestatie wordt getroffen, een vermindering van de prijs vragen. In rechtsgedingen kan het dus aangewezen zijn om een vordering tot schadevergoeding (al dan niet ontbinding) en een vordering tot prijsvermindering in hoofdorde en in ondergeschikte orde (of vice versa) in te stellen. De vermindering moet wel evenredig zijn aan het verschil in waarde tussen de ontvangen en de overeengekomen prestatie op het tijdstip van contractsluiting. Het wordt ook mogelijk om éénzijdig de sanctie van prijsvermindering toe te passen als men met een wanprestatie van een wederpartij wordt geconfronteerd, welke sanctie weliswaar wel nog vatbaar is voor een rechterlijke controle achteraf.

  • De zogenaamde ‘anticipatory breach’

Tot slot wordt met de zogenaamde ‘anticipatory breach’ in het nieuw verbintenissenrecht de mogelijkheid gegeven aan een contractpartij om – mits schriftelijke kennisgeving – de uitvoering van zijn eigen verbintenissen op te schorten wanneer duidelijk is dat de wederpartij zijn verbintenis niet tijdig zal nakomen en wanneer de gevolgen daarvan ook voldoende ernstig zijn. De loutere vrees voor een wanprestatie van de medecontractant volstaat niet. Dit opschortingsrecht houdt op te bestaan wanneer de schuldenaar voldoende waarborgen biedt voor de goede uitvoering van zijn verbintenissen.

Meer nog: de schuldeiser kan mits schriftelijke kennisgeving het contract in uitzonderlijke omstandigheden ontbinden als het duidelijk is dat de schuldenaar niettegenstaande een aanmaning om binnen een redelijke termijn voldoende waarborgen voor de goede uitvoering van zijn verbintenis te bieden, zijn verbintenis niet tijdig zal nakomen en de gevolgen daarvan voldoende ernstig zijn voor de schuldeiser.

Conclusie

Het belang van dit nieuwe verbintenissenrecht mag niet onderschat worden gelet op de bijzonder ruime toepassing: C2C, B2B, B2C én contracten met overheden.

De wetgever heeft toegelaten om heel wat bepalingen uitdrukkelijk uit te sluiten of in functie van specifieke wensen of noden te moduleren. Elke ondernemer doet er dan ook goed aan om de precieze impact van het nieuwe verbintenissenrecht op de (standaard)contracten en/of algemene voorwaarden na te gaan. Dit alles geldt des te meer aangezien er recent al een aantal andere wetswijzigingen een invloed hebben gehad op dergelijke contracten en algemene voorwaarden, zoals de B2B-wet en de aanpassing van de wet op de bestrijding van betalingsachterstand in handelstransacties.

 

Neem contact op met één van onze advocaten

Tom Vanraes

Tom Vanraes

Managing Partner - Advocaat

Contact