Overslaan en naar de inhoud gaan
#Commercial Law

Mijn klantenlijst belandt bij een concurrent, wat nu?

donderdag 03/09/2020

De grens tussen eerlijke en oneerlijke concurrentie is soms flinterdun. Wat te doen als uw klantenlijst gekopieerd wordt en bij een concurrent belandt?

Een vaak voorkomende situatie in de praktijk is de volgende:

Een dienstverlener beslist om een einde te stellen aan zijn dienstverleningsovereenkomst bij vennootschap A. Hij gaat een nieuwe dienstverleningsovereenkomst aan met vennootschap B.

Vennootschappen A en B betreffen met elkaar concurrerende vennootschappen, zij voeren m.a.w. dezelfde activiteiten en benaderen hetzelfde doelpubliek.

Vennootschap A stelt vast dat de dienstverlener – vlak voor het beëindigen van de dienstverleningsovereenkomst – o.a. klantenlijsten van vennootschap A heeft gekopieerd en aan vennootschap B ter beschikking stelt, met oog op het afwerven van het cliënteel van vennootschap A in het voordeel van vennootschap B.

1. Wettelijk kader

In het Belgisch recht bestond er - tot voor de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen – geen homogeen juridisch kader ter bescherming van een bedrijfsgeheim.

De wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen zette de Europese richtlijn 2016/943 van 8 juni 2016 om in het Belgisch recht. De beschermingsmaatregelen vinden we terug in het Wetboek Economisch Recht en het Gerechtelijk Wetboek.

2. Wanneer is er sprake van een bedrijfsgeheim?

Opdat informatie, knowhow en/of andere geheimen van een onderneming zouden kwalificeren als een bedrijfsgeheim, dient aan drie cumulatieve voorwaarden te worden voldaan (art. I.17/1 WER):

  1. De informatie is geheim en dus niet algemeen bekend of gemakkelijk toegankelijk voor personen die zich gewoonlijk bezighouden met dergelijke informatie;

  2. De informatie bezit handelswaarde omdat ze geheim is; én

  3. De informatie is door de persoon die er rechtmatig over beschikt onderworpen aan redelijke maatregelen om ze geheim te houden (te denken valt aan een contractuele geheimhoudingsplicht, fysieke of virtuele beveiligingsmechanismen, etc.;

3. Welke handelingen zijn onrechtmatig?

 Een rechtmatige houder van een bedrijfsgeheim kan optreden tegen:

1.      De onrechtmatige verkrijging van een bedrijfsgeheim, d.w.z. wanneer deze zonder toestemming van de houder gebeurde (te denken valt aan het zich toe-eigenen of kopiëren van documenten, voorwerpen, materialen, etc. die het bedrijfsgeheim bevatten of waaruit het bedrijfsgeheim kan worden afgeleid).

2.      Het onrechtmatig gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim, d.w.z. wanneer dit gebeurde zonder toestemming van de rechtmatige houder, door een persoon die (i) het bedrijfsgeheim onrechtmatig heeft verkregen en/of (ii) die een inbreuk heeft gepleegd op een contractuele clausule of andere verplichting tot beperking van het gebruiken en/of openbaar maken van het bedrijfsgeheim.

3.      Een derde-verkrijger die het bedrijfsgeheim verkrijgt, gebuikt en/of openbaar maakt en die wist of behoorde te weten dat het bedrijfsgeheim direct of indirect werd verkregen van een ander persoon die het bedrijfsgeheim op een onrechtmatige manier gebruikte of openbaar maakte.

4. Wat zijn de actiemiddelen?

Wil de rechtmatige houder van een bedrijfsgeheim de onrechtmatige handelingen een halt roepen, dan kan hij:

1.      Een stakingsvordering instellen bij de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank. Dit kan gepaard gaan met het opleggen van dwangsommen om de staking ook effectief af te dwingen (procedure zoals in kort geding);

2.      Een procedure in kort geding of bij eenzijdig verzoekschrift bij de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank inleiden, teneinde beslag te leggen op en/of afgifte te eisen van de inbreukmakende goederen;

3.      Een vordering tot schadevergoeding bij de Ondernemingsrechtbank

De wet op de bescherming van bedrijfsgeheimen heeft de territoriale bevoegdheid voorbehouden aan de Ondernemingsrechtbanken die gevestigd zijn in de zetel van een hof van beroep (Gent, Antwerpen, Brussel, Bergen of Luik).

5. Toepassing op de inleidende casus

Wil vennootschap A de bepalingen van de wet op de bescherming van bedrijfsgeheimen inroepen, dan zal zij het bewijs moeten leveren van o.a. de volgende zaken:

1.      Het feit dat haar klantenlijst kwalificeert als een bedrijfsgeheim in de zin van art. I. 17/1 WER (i.e. dat zij voldoet aan de drie cumulatieve voorwaarden). Niet elke lijst die gegevens van klanten bezit, kwalificeert namelijk als een bedrijfsgeheim in de zin van art. I.17/1 WER;

2.      Dat de dienstverlener haar klantenlijst op een onrechtmatige wijze heeft verkregen, gebruikt en aan vennootschap B heeft ter beschikking gesteld;

3.      Dat vennootschap B deze klantenlijst van vennootschap A aanwendt, terwijl zij wist of behoorde te weten dat de dienstverlener het bedrijfsgeheim op een onrechtmatige manier verkreeg, gebruikte en openbaar maakte.

Wordt u geconfronteerd met een inbreuk op uw bedrijfsgeheimen, of wordt u er (mogelijks ten onrechte) van verdacht een inbreuk te hebben gepleegd op de wet ter bescherming van de bedrijfsgeheimen, dan helpt Moore Law u graag bij het beschermen van uw belangen.

Neem contact op met één van onze advocaten

Tom Vanraes

Tom Vanraes

Managing Partner - Advocaat

Contact
Justine Tetteroo

Justine Tetteroo

Manager - Advocaat

Contact